
De reiger voelde zijn knorrende maag en zette de landing in boven een weiland. Hij streek neer vlakbij een sloot en zocht een mooi, rustig stekje aan het water. Tevreden bestudeerde hij het wateroppervlak. Hier en daar rimpelingen. Dat beloofde een uitstekende lunch.
‘Goed toeven hier.’
De reiger verstijfde. Pal aan de overkant verscheen een grote zwartwitte vogel op hoge rode poten.
’Genoeg voor twee hoor,’ voegde de ooievaar eraan toe, ‘het is hier uitermate kikkerrijk’.
De reiger zag hem de snavel naar beneden richten.
‘Ik eet geen kikkers,’ liet de reiger zich ontvallen.
De lange rode snavel van de ooievaar viel wijdopen. Hij sloot hem weer, hield zijn kop schuin en bekeek de reiger van top tot teen. Een reiger die geen kikkers eet?
‘Ik,’ begon de reiger. Hij keek in de priemende ogen van zijn overbuur. Hoe kon hij dit uitleggen? Hij sloeg natuurlijk een flater.
‘Ik eh… ga voor het grotere werk,’ zei de reiger. Hij strekte zijn lange hals. ‘Mollen, ratten, karpers van formaat, waterhoentjes, goeiedag.’ Pardoes draaide hij zich om en stapte het weiland in.
Na een aantal passen begon zijn maag te brommen. Het gras kwam tot zijn knieën. Waarom eet ik geen kikkers? Vroeg hij af, terwijl hij naar molletjes speurde. Reigers volgen hun natuur. Straks denkt die ooiesnuiter nog dat ik ze niet kan vangen.
Hij stapte steeds langzamer door het groen. Reigers eten kikkers. Zo is het bedoeld. Zo zal het zijn. Op naar de sloot.
Hij draaide zich om en zag dat de ooievaar was vertrokken. Met ferme pas bewoog de reiger naar de waterkant. Zijn oog viel direct op een rimpeling.
Hij sloop dichterbij, strekte zijn nek, liet de tijd even stilstaan en spieste een voorntje aan zijn snavel. Klein van stuk, niet minder smakelijk. Terwijl hij een slokje water nadronk, kwam er beweging in zijn rechter ooghoek. Zag hij een kikker wegduiken?
De reiger trok zijn hals tussen zijn schouders en dacht terug aan zijn vertrek. De laatste, en eigenlijk de enige, van wie hij afscheid had genomen was de kikker.
‘Kom je weer terug?’ Had de kikker gevraagd. Die kwibus. Kom je weer terug.
Rechts van de reiger plopten twee groene ogen boven de waterspiegel. De reiger draaide opzij. En weg waren ze.
‘Ik lust ze gewoon niet,’ zei de reiger tegen zichzelf. Hij smakte met zijn tong om de nasmaak van het voorntje te proeven. ‘Ik lust ze niet.’
‘Kikkers. Bah.’
Leave a Reply