Durf

0

De kikker keek naar de twee eenden die de vijver uitwipten en achter elkaar aan door het gras waggelden. Ze liepen schuin over het pad, langs de struiken, de grote iep, en verdwenen uit het zicht. De kikker wist wel waar de reis heenging. Naar die andere vijver natuurlijk, waar hij nooit geweest was.

‘Durf jij wel eens iets niet?’ vroeg de kikker aan de reiger.
‘Nee hoor’, zei de reiger, ‘ha, dat past niet bij een reiger.’
De kikker keek op naar de lange vogel. De reiger zag het in zijn ooghoek en stak zijn kop fier in de wind.
‘En een kikker?’ Vroeg de kikker.
‘Kikkers kunnen bang zijn,’ antwoordde de reiger, ‘met gemak.’
De reiger keek om zich heen, naar de overkant waar mussen hipten, naar de vijver waar moeder eend zwom met haar kroost, naar de lucht waar ganzen vlogen.
‘Niets maakt mij bang.’
‘Gak gak.’ De kikker zag de ganzen ook. Hij vroeg zich af waar de overwinteraars waren geweest.
‘Waarom ga jij nooit weg in de winter?’ Vroeg de kikker.
De reiger wankelde even. De kikker zag het niet. Hij volgde de ganzen die over de bomen vlogen en uit het zicht verdwenen. Zouden ze bij de andere vijver neerstrijken?
‘Kijk,’ ging de reiger verder, ‘jullie kikkers zijn klein en springerig.’
De kikker ging wat rechter zitten.
‘Jij bent,’ ging de reiger verder, ‘hoe zal ik het zeggen…’ Hij bekeek de kikker aandachtig, en langzaam knikkend vervolgde hij: ‘Jij bent minder evenwichtig dan ik, veel minder.’
‘Minder evenwichtig?’
‘On-evenwichtig,’ zei de reiger.

‘En een durfal?’ Vroeg de kikker.
‘Een durfal doet dingen die spannend zijn,’ zei de reiger. Hij ging een paar stappen de vijver in en speurde over het wateroppervlak naar een baarsje of een snoek.
De kikker zijn hart maakte een sprongetje. Om een durfal te zijn moet je dus iets spannend vinden!
‘Wat vind jij spannend?’ Vroeg de kikker.
‘Ik?’ Zei de reiger. ‘Ik ben de kalmheid zelve’.
Nu begreep de kikker het. Om een durfal te zijn, moet je bang zijn, anders vind je niets spannend!
Hij draaide zich om naar het gras.

‘Ik vind het spannend’, fluisterde hij. Hij haalde diep adem en waagde een sprongetje. Zijn hart ging sneller kloppen. Net als altijd. Nog een sprongetje. ‘Ik doe het toch,’ zei hij zacht, ‘ik doe het toch.’ En nog een sprong, een flinke, de zenuwen gierden door zijn lijf. ‘Ik durf!’ Kwaakte hij opgewonden.

Toen de reiger terugkeerde op zijn vaste stekkie zag hij dat de kikker weg was. In de verte hoorde hij gekwaak. Hij speurde de omgeving af en zag een eindje verderop, voorbij het gras, aan de overkant van het pad, de kikker tussen de struiken verdwijnen, springend, kwakend, ‘Ik durf! Ik ben bang! Ik durf!’

‘Dat bedoel ik,’ mompelde de reiger. ‘On-evenwichtig.’
Hij draaide weer naar de vijver, rekte en strekte zijn nek, en begon zijn veren te poetsen.
‘Ik hoef niet zo nodig weg in de winter,’ zei hij tegen zichzelf.

 


Gepubliceerd in de GOEDGEVOELGIDS, Foolcolor Media Groningen, 2009 (“net dat duwtje in de rug om je goede gevoel weer terug te vinden”)

No Comments Yet.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *