Vallen

0

De wind kwam van alle kanten. Met moeite bleef de reiger in balans. Een stoot in zijn zij werd gevolgd door een vlaag van voren en een flinke hoos schudde hem door elkaar. De reiger was in strijd met de wind. Als hij zou vallen, was dat niet best. Het zou zelfs een ramp zijn. Reigers vallen niet. Reigers staan. En als ze bewegen dan is dat doelgericht. De hals uitschieten tijdens de jacht bijvoorbeeld, de nek strekken bij gevaar, de ene poot voor de andere plaatsen, om voort te schrijden door ondiep water. Statig en elegant. Maar vallen? Nooit. Vallen dient geen enkel doel. Vallen is allesbehalve elegant. 

 

‘Wat sta jij te wiebelen,’ hoorde hij naast zich. Het was de kikker, die zat te schuilen onder een oeverplant. Hij had goed zicht op de twee lange stelten van de reiger.
‘Ik wiebel niet,’ reageerde de reiger, ‘het is de wind.’
‘Het lijkt anders net of jijzelf wiebelt,’ zei de kikker.
‘Het zou kunnen dat dat zo lijkt,’ zei de reiger, ‘maar de werkelijkheid is anders.’

De kikker concentreerde zich en probeerde het beeld van de reiger stil te krijgen.
‘Ik wiebel waarschijnlijk zelf te veel,’ zei de kikker. Hij zag alles om zich heen bewegen. Ook de donkergrijze lucht bewoog, en flink ook. Hij kon maar beter maken dat hij wegkwam.
‘Doei,’ zei de kikker en hij dook het onstuimige water in. De reiger keek hem na. Zodra ik hem weer spreek, besloot de reiger, zal ik hem uitleggen hoe de wind werkt, en dat het niets met mij te maken heeft.

Ondertussen verdween er steeds meer licht uit de lucht. De wind bedaarde weliswaar, maar het begon hard te plenzen, dikke druppels, minstens zo dik als vijverwater.

Flits… Ook dat nog. Dreun. Flits… Er is iemand goed woest daarboven, wist de reiger. Dreun. Flits… En ook dat heeft niets met mij te maken. Dreun. Flits… Dreun en nóg een dreun. Die laatste was van de reiger. Tegen de oevergrond. Of dreunde de grond tegen de reiger? Onhandig maar snel kwam hij overeind. Natuurlijk was het de grond en niet ik, wist de reiger. Maar het was toch een ramp, want híj kon dan wel weten dat reigers niet vallen, de twee merels in de eik, de lijster in de meelbesstruik, de boven de grond komende wormen…zij zagen het vast allemaal verkeerd.

De donder en de bliksem trokken weg, de laatste regen viel en het licht keerde langzaam terug. De reiger keek naar de afdruk op de grond en hij vroeg zich af hoe het in hemelsnaam mogelijk was geweest, dat de aarde tegen hém was aangedreund. Hoe het ook zij, dacht de reiger, het zij zo.

Hij krabde tussen zijn veren met zijn linkerpoot en hield deze ingetrokken terwijl hij met zijn snavel begon te poetsen. Vrijwel meteen wankelde hij. Poetsen op één poot was niet gemakkelijk, hij had het zelfs nooit eerder gedaan. Maar vandaag deed hij het zo, op één poot, heel voorzichtig.

De zon scheen. De wind waaide licht. Zo klopte de wereld met zijn werkelijkheid.

 


Gepubliceerd in ‘Groningse nieuwe’, Uitgeverij Passage, 2006.

R&Kvallen

No Comments Yet.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *